‘Wil je buiten aan de slag?’ Ondanks dat regen, sneeuw en hagel qua behaaglijkheid een enorm contrast vormen met de warme plek bij de haard, knikt mijn tuingenoot. We gaan grote pollen gras uit een veldje halen, zodat de frees er straks doorheen kan. Er staan ook nog wat kleine voederbieten. Die zijn blijven staan toen bij de eerste echte vorst hun grotere broers en zussen in allerijl zijn geoogst. Misschien zit er nog een exemplaar in de grond dat de geiten lekker vinden.

Eenmaal goed gekleed is het best lekker om een fris hoofd te halen in een rustige omgeving. De stilte van de plek wordt plots verstoord door een hard ‘gatverderrie!’ Opkijkend zie ik mijn tuingenoot verbijsterd naar haar hand kijken. Ze had in een voederbiet geknepen om te voelen of het nog een goed exemplaar was. Uit de smurrie die tevoorschijn kwam, rees een enorm smerige geur. ‘Bah, wat vies!’.

Met onze neus beoordelen we de wereld om ons heen. We omschrijven geuren meestal vanuit een oordeel: lekker, vies, muf, fris. Dat oordelen is voor ons overleven altijd belangrijk geweest en eerlijk gezegd ben ik daar wel goed in. Bij een eerste snuf kan ik mijn oordeel al klaar hebben. Heel effectief!
Maar steeds meer merk ik hoe verrijkend het is om nog even verder te ruiken. Om de nuances en achtergronden van iets of iemand in je op te nemen. Dan merk je niet alleen dat mensen regelmatig anders blijken te zijn dan je eerst had gedacht. Maar ook dat jouw eerste oordeel vooral veel over jou zegt. Verder ruiken laat jou jezelf kennen vanuit al je schakeringen en waarschijnlijk is dat veel leuker dan je op basis van een oppervlakkige snif had gedacht.