Een paar nachten vorst en veel regen hebben de tuin omgetoverd van een feest van kleuren naar een bijna somber groen-bruin-grijs geheel. Van een plek waar je soms minutenlang kon zoeken naar iemand, naar een doorzichtige woestenij.
In vorige jaren maakte rond deze tijd een lichte paniek zich van mij meester. Opeens was er niets meer in de tuin en moest er gewacht worden tot in het voorjaar alles weer terug kwam. Dit jaar is het anders. Alsof er een interne knop is omgegaan, zie ik opeens een seizoen vol mogelijkheden voor me. Juist in de winter is de schoonheid van het vergankelijke volop te zien en te voelen. Niets uitbundig, geen tuin vol werk-wat-nog-gedaan-moet-worden, maar alleen de rust van het hier en nu.
Er kan niets nieuws groeien zonder dat het oude is vergaan. Die fase daartussen maakt me vaak onrustig. Snel weer door naar het volgende!
Klinkt lekker pro-actief, alleen sla je dan een stap over. De schoonheid van het vergankelijke zit in het accepteren, de rust en het toestaan van imperfectie. Het laat je zien dat veranderen altijd gepaard gaat met pijn. Logisch dat je het liefst met een grote boog om deze fase heen gaat. Maar deze overgangsfase is er niet voor niets. Het zorgt ervoor dat je de goede dingen meeneemt en andere dingen op een goede manier los kunt laten. En dat je groeit als mens!