Aan het einde van de middag, wanneer ik alleen ben en de laatste dingen en dieren naar binnen breng, kom ik vaak in een soort dromerige toestand. De vaart van de dag is eruit en allerlei gedachten nemen de overhand. Een mooi moment om overal nog even te kijken en rustig te bedenken wat er morgen opgepakt kan worden.

Opeens schiet er vlak voor me een heel klein mooi vogeltje net boven de grond onder de veranda door. Wat was dat? Een tweede blik maakt duidelijk dat het gezichtsbedrog was. Geen vogeltje, maar een mooie veer van één van de kippen. Die waren net daarvoor daar langs gestapt op weg naar hun nachtverblijf. Even blijf ik verbaasd staan: hoe konden mijn ogen me zo voor de gek houden? Het vogeltje leek even zo echt, met alles erop en eraan. Maar het was uiteindelijk maar een veertje dat met de wind werd meegenomen.

Zien en denken gebeuren bijna in één moment. Onze ogen zijn als zintuig het meest nauw verbonden met onze hersenen en geven onze hersenen direct contact met de buitenwereld. Zien is een denkend zintuig: als we zien, denken we meteen. Daardoor is ons zicht een overheersend zintuig. We vertrouwen meer op wat we zien dan op wat we met onze andere zintuigen voelen of ervaren. Maar ons zien kan ons zomaar voor de gek houden en wordt beïnvloed door wat we denken en verwachten.

Terwijl ik nog een rondje door de tuin loop, merk ik hoe ook mijn stemming bepaalt wat ik om me heen zie. De tuin is uitbundig dit voorjaar. Niet alleen de vaste planten en alles wat gezaaid is groeit flink, ook het onkruid. Wanneer ik rondkijk zie ik de ene keer overal kweekgras, paardenbloemen en andere ongewenste kruiden. De andere keer zie ik juist hoe prachtig de tuin erbij staat. Alle reden om af en toe ergens een tweede blik op te werpen.