Er waren dit jaar bijna geen eikenprocessierupsen en de anders door rupsen zo aangevreten stuiken van de kardinaalsmuts zijn zonder al te veel schade het voorjaar doorgekomen. Maar juist toen ik de eerste broccoli wilde oogsten waren daar toch opeens een heleboel rupsen die ook van gezonde groente houden. Zonder rupsen geen vlinders (in dit geval koolwitjes), dus dan maar een andere groente die avond.

Als je de bloemknoppen van de broccoli niet oogst gaat de plant bloeien. De dikke stelen gaan als veel dunnere sprieten de lucht in en er komen mooie gele bloemen aan. Afgelopen week zag ik dat één van die stengels zielig zijn kopje had laten hangen. Een nadere blik leerde dat er een enorme kolonie luizen zich op de broccoli had gestort. Waar luizen zijn, zijn vaak ook mieren. Net als wij mensen koeien kunnen houden en ze melken, doen mieren dat met luizen. Terwijl de luizen lekker aan het eten zijn, komt er af en toe een mier langs die een klopje op het achterste geeft. De luis scheidt dan zoete nectar (honingdauw) af die de mier meeneemt als voedsel naar zijn nest. In ruil voor deze vrijgevigheid beschermen de mieren de luizen tegen roofdieren zoals lieveheersbeestjes. Maar als een luis vleugels laat groeien om daarmee de wijde wereld in te trekken, bijt één van de mieren die eraf.

Je zou kunnen zeggen dat het samenleven met de mieren een luizenleventje met zich meebrengt, maar de gedachte aan de afgebeten vleugels doet me van binnen verstijven. Hoe vaak heb ik niet aan mijn vleugels laten knabbelen of nog erger: heb ik zelf voor de goede lieve vrede met een paar grote happen mezelf vleugellam gemaakt….
Bij ons mensen is het zelden een grote ‘mier’ die ons onze mogelijkheid om te vliegen ontneemt. Vaak gaat het subtieler en onbewuster. We kiezen voor veiligheid of handelen uit loyaliteit naar anderen in plaats van naar onszelf. Volgens mij is er bijna niemand die zijn oorspronkelijke vleugels nog helemaal intact heeft. Vleugels die ons vrij en vanuit onze eigen verlangens laten leven. Gelukkig kunnen vleugels weer aangroeien. Misschien met wat littekens, maar vaak sterker dan ooit.

Bij de luizen in de broccoli zijn geen mieren te bekennen. Glimlachend zeg ik in mezelf: ‘Toe maar: laat je vleugels maar groeien!’