Elke tuin heeft zijn eigen populatie aan onkruid. In de Vinca-tuin groeit een bijzondere soort: de wilde postelein. Het is zo’n plant waarbij het geen kwaad kan om het even zijn gang te laten gaan, maar op een gegeven moment is het: ‘Nee, tot hier en niet verder!’

Elke tuin heeft zijn eigen populatie aan onkruid. In de Vinca-tuin groeit een bijzondere soort: de wilde postelein. Daarvoor zijn nu de hoogtijdagen aangebroken. Eigenlijk is het een heel mooi plantje. Het lijkt op een vetplant en de dikke rode stengels maken een netwerk vlak boven de grond. Die netwerken lijken zich dagelijks te verdubbelen. Op sommige plekken is het best een aardige bodembedekker, maar in de groentevakken is het zaak om het in de perken te houden. Het is zo’n plant waarbij het geen kwaad kan om het even zijn gang te laten gaan, maar op een gegeven moment is het: ‘Nee, tot hier en niet verder!’

Voordat ik dat concludeer is het vaak alweer net te ver. Wat nee-zeggen ingewikkeld maakt is dat het uit twee stappen bestaat: het voelen van de nee en het handhaven ervan. Als het bij één van die stappen misgaat, wordt het toch een misschien of zelfs een ja. Over je grenzen heen laten gaan is zo gebeurd. Met wat onkruid is dat niet zo erg, maar op andere gebieden is het knap lastig.

Beide stappen vergen aandacht en oefening. Luisteren naar jezelf is heel belangrijk, want als jij geen nee zegt, doet je lichaam dat op een bepaald moment wel. Soms heel hardhandig. Maar er is ook goed nieuws: Hoe beter je je grenzen weet te bewaken, hoe duidelijker je bent voor je omgeving. De mensen om je heen zullen dan beter jouw grenzen respecteren en je hoeft minder vaak nee te zeggen.