In tegenstelling tot het zaadje van de kattestaart, dat maar moet hopen dat het op een goede plek neerdwarrelt,  kunnen wij op zoek naar onze eigen grond. De plek in het leven waar wij tot ons recht komen.

Een paar jaar geleden is er op verschillende plekken in de tuin kattestaart (Amaranth) gezaaid. Als sierplant en als groente. Het blad van sommige varianten kun je eten. Een zaadje van de kattestaart is heel klein, het lijkt bijna stof. Maar als het de kans krijgt, wordt het een enorme plant van een paar meter hoog met prachtige rode pluimen.

De kattestaarten van een paar jaar geleden hebben zichzelf flink uitgezaaid. Op allerlei plaatsen in de tuin kom je de purperen staarten tegen. Ze worden soms anders qua kleur en vorm, maar je herkent ze meteen. Het grootste verschil is het formaat en dat hangt direct samen met de ruimte die ze hebben gehad om te groeien. Op sommige plekken vormen ze als grote groep zaailingen een soort lage bodembedekker en komen ze niet in bloei. Elders zie je bloeiende sprietjes van een centimeter of tien. De enorme plant die in dat kleine zaadje verscholen ligt, komt pas tot wasdom als het in goede grond is gevallen en daar de ruimte heeft om een fors wortelgestel te maken.

Zelf merk ik ook dat ik ruimte nodig heb en de juiste plek om tot groei te komen. Er zijn genoeg situaties in mijn leven geweest, waar ik maar wat stond te kwarren. In tegenstelling tot het zaadje van de kattestaart, dat maar moet hopen dat het op een goede plek neerdwarrelt,  kunnen wij op zoek naar onze eigen grond. De plek in het leven waar wij tot ons recht komen. Een plek waar we niet opgeslokt worden door wat anderen van ons verwachten of door wat we denken dat zij van ons verwachten. De zoektocht naar eigen grond is nooit af, want we laten ons regelmatig afdwalen naar minder vruchtbare aarde. Maar wanneer je aankomt op die eigen grond, weet je meteen dat je thuis bent.