De geiten gaan bewonderenswaardig om met gladdigheid. Ze springen op en af hun klimtoestel al glijdend en zonder enig voorbehoud. Ze gaan er gewoon voor, terwijl ik voorzichtig of langs de paadjes loop om overeind te blijven.
De paadjes in de Vinca-tuin staan dezer dagen regelmatig vol plassen. Geen diepe, maar ondiepe met onderin een dun superglad modderlaagje. Tijdens een bui regen spoelt vruchtbaar materiaal van de bedden ernaast op de paden en die vormen dat laagje. Op laarzen en mijn evenwicht bewarend ga ik voorzichtig door de tuin. Maar wanneer mijn gedachten even ergens anders zijn, kan het zomaar gebeuren dat ik opeens een zwieper maak. Een moment tussen hemel en aarde met het hart in de keel. Kom ik weer op mijn voeten terecht of lig ik straks languit in de modder? Meestal loopt het goed af, maar er is wel altijd even een lichte paniek.
De geiten gaan bewonderenswaardig om met gladdigheid. Na een regenbui is het in hun wei ook glibberen. Vooral de picknicktafel, hun klimtoestel en uitkijkpost, is spekglad. En toch, zeker als ze de kolder weer eens in de kop hebben, springen ze erop en eraf al glijdend en zonder enig voorbehoud. Ze gaan er gewoon voor.
Zonder uitglijden kom je niet ver in het leven. Je verkent je grenzen en dan glij je wel eens. Dan leer je van je fouten en je gaat in een verbeterde versie weer verder. Allemaal geweldig in theorie, maar ondertussen loop ik voorzichtig of langs de paadjes om overeind te blijven. Maar soms is het doel waar het pad naartoe leidt zo aantrekkelijk, dat ik het gevaar op uitglijden voor lief neem en er gewoon voor ga.