Tuinieren is één van de meest rustgevende en helende activiteiten die je kunt bedenken. Het hoe en waarom is door allerlei wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Wanneer ik in de grond aan het wroeten ben met om me heen al dat groen en al die bloemen, stroomt een soort oergeluk door me heen. Wetenschappelijk bewijs is dan totaal overbodig.
Een tuin geeft rust en lijkt een serene omgeving, maar eigenlijk is het een oorlogsgebied. Als je erop let zie je dat overal gevechten gaande zijn. Een valk probeert in een duikvlucht een muis te pakken. Twee puttertjes gaan rollebollend en krijsend door de lucht. De kippen houden hun pikorde in evenwicht en de geiten kletteren regelmatig met hun horens tegen elkaar. En dan gaat het nog niet eens over de planten die vechten om het beste en grootste plekje in de tuin. Ondergronds is het ook vaak een slagveld.
Vechten hoort bij de natuur en ook bij onze natuur. Dan bedoel ik niet het fysiek en doelbewust elkaar pijn doen, maar wel het af en toe je tanden laten zien en het zorgdragen voor je eigen plek in het leven. Er zit vaak een discrepantie tussen de mate waarin je behoefte hebt om voor jezelf op te komen en wat je vanuit je opvoeding daarover hebt meegekregen. Velen, vooral meisjes, hebben geleerd bescheiden te zijn. Zelf doe ik nog wel eens een stapje achteruit, terwijl ik eigenlijk vooruit wilde gaan. Al die stapjes achteruit verzamelen zich als het ware in jou en komen er dan heel ongenuanceerd opeens uit. Geïnspireerd door al het vechten in de tuin, ben ik de laatste tijd aan het oefenen met stapjes naar voren. Dat is spannend, maar er gaat een wereld open!