De mussen vallen nog niet van het dak. Integendeel: het geluidsvolume dat de vogels in de tuin produceren is opvallend. Behalve mussen zijn er merels, lijsters, roodstaarten en allerlei andere vogels die met het stijgen van de temperatuur steeds harder lijken te gaan zingen. Tot het kwik de dertig graden aanraakt, dan worden ze langzamerhand weer een beetje rustiger.
Bij mij ligt dat omslagpunt een stukje eerder, maar het patroon is herkenbaar: hoe meer warmte hoe meer actie. Tot het te warm is en dan moet je terugschakelen. Warmte zet je in beweging. Zonder warmte is er starheid, geen verandering. Warmte maakt kracht vrij, maakt vloeiend. Door temperatuurverschillen voelen we het verschil tussen onszelf en de wereld en daardoor komen we in actie.
Terwijl ik bezig ben de tuin van de droogte te redden, stroomt koud water van diep onder de grond over mijn handen. Een enorm temperatuurverschil met de hete grond waar het op landt. ‘Waar wordt ik warm van?’ is de vraag die opkomt. Want hoe kun je die dingen in het leven doen waar je echt warm voor loopt, als je al niet weet wat het is? Er zijn zoveel stoorzenders: de mening van anderen, angst, onzekerheden, omstandigheden…. Die stoorzenders zetten je zomaar op het verkeerde pad en maken je wijs dat je toch voor iets anders moet gaan. Maar echt warmlopen voor iets begint met beweging van binnen. Van dat vuurtje dat daar brandt zie je een twinkeling gereflecteerd in je ogen. Je lichaam weet al lang waar jij warm van wordt… nu jij nog!